Dit is een onderzoeks- en behandelmethode van de organen in het lichaam door
middel van zachte, lichte handgrepen van buitenaf gericht op het herstel van
de bewegingsmogelijkheden van het aangedane orgaan in het lichaam.
Alle organen hebben een eigen bewegingsuitslag en bewegelijkheid. Als dit op
enige wijze, bijvoorbeeld door ontsteking, littekenweefsel of blokkade, beïnvloed
wordt zal het orgaan minder goed functioneren. Door de bewegelijkheid te herstellen,
verklevingen los te maken, zal de functie verbeteren.
Deze therapievorm werd in diverse oude geneeswijzen al toegepast, maar is hier
ontstaan vanuit de osteopathie en verder ontwikkeld door o.a. Jean Pierre Barral.
Historie
Jean Pierre Barral wordt gezien als de grondlegger van de Viscerale Manipulaties
zoals ze nu in deze therapievorm wordt gegeven. In 1970 is hij in Frankrijk
begonnen met het geven van cursussen over deze techniek. Tijdens zijn vele onderzoeken
naar het functioneren van het bindweefsel (fascie) rond de organen en de werking
die het in het lichaam heeft en krijgt deze therapie steeds meer vorm. Nog steeds
is hij bezig met de ontwikkeling en de verfijning hiervan.
Vaak gebruikt Barral als ondersteuning bij de verklaring over de werking van
het bindweefsel de volgende stelling: “Als je op een simpel stukje plastic
muziekstukken en film kunt opnemen, wat kan dan zo’n ingenieus systeem
als het bindweefsel in het lichaam dan allemaal opslaan en verwerken?!”
Hiermee verklaart hij ook het gegeven dat bij het vrijmaken van organen naast
warmte ook emoties en herinneringen vrij kunnen komen.
Samen met Mercier schreef hij verschillende toonaangevende boeken. Hij leerde
J. Upledger beginjaren tachtig kennen en is sinds 1985 ook verbonden aan het
Upledger Instituut in de Verenigde Staten. Hij heeft met zijn team colleges
verzorgd over de hele wereld.
De werking
De visceraal therapeut beschouwt het lichaam als één geheel:
alles is verbonden en staat in verbinding met elkaar door het bindweefsel. De
banden en kapsels rond de gewrichten bestaan uit bindweefsel en ook de organen
en de schedel zijn omgeven door bindweefsel. Het bindweefsel zorgt voor stevigheid
en voor de bewegelijkheid.
De nieren zitten bijvoorbeeld via het bindweefsel vast aan het middenrif. Bij
elke ademhaling moeten ze naar boven en naar beneden kunnen bewegen. Door infecties,
ontstekingen of verklevingen na een operatie kan het zijn dat de bewegingsuitslag
beperkt wordt. Hierdoor wordt de trek doorgegeven via het bindweefsel naar het
einde van een verbinding en kunnen klachten ontstaan in bijvoorbeeld de spieren
of de rug. Ook kunnen de klachten van de schouder of de nek veroorzaakt worden
door verklevingen rond bijvoorbeeld de lever en de darmen. Ook trauma’s
als een auto ongeluk, een zware bevalling of een trap van een paard kunnen het
weefsel zo irriteren dat er via het bindweefsel elders in het lichaam klachten
ontstaat.